Daan vindt dat ik moet gaan daten. “Het is goed voor je om meer mensen te ontmoeten, zo kom je misschien iemand tegen die het leuk vindt om met je mee te varen in je kano.” Daan luistert nooit wanneer ik zeg dat ik liever alleen in mijn kano op pad ga. Dus dan knik ik maar gewoon naar hem, want zo stopt hij tenminste met zeuren.
“Vrijdag ga je lunchen met Suus, ik heb om half één een tafel voor jullie gereserveerd bij Quiche Royale.” Ik zucht diep want ik vind Quiche Royale niet leuk. Dat restaurant serveert alleen Broodje Moeilijk. Dat zijn broodjes met een harde korst die te dik is om door te snijden en alle kanten uit knispert als het je lukt erin te bijten. Nog voor de eerste hap ligt de tafel vol kruimels en is de rucola alweer van je vork geflikkerd. Met je handen eten lukt ook niet want het is zo’n dikke snee ambachtelijk verzonnen vloerbrood die veel te hoog belegd is met ingrediënten die eigenlijk niet op brood willen liggen. En de tweede snee ligt dan schuin op die berg compost en is helemaal zompig door de balsamico-rozemarijn-saffraan-zeeschuimvinaigrette. Niet te doen. Degene die dit verzonnen heeft moet haast wel een hekel aan lunchende mensen hebben.
Maar Daan wil niet dat ik Suus ontmoet bij Friet van Piet.
Dat vindt hij een verkeerde setting. Stom hoor. Want toevallig hou ik vreselijk van friet. Friet maakt me gelukkig en gelukkige mensen zien er leuker uit dan verdrietige, of boze. Zo maak ik toch een betere indruk? Daan denkt daar heel anders over: ‘Als de ander ziet dat het jou lukt om heel beheerst en netjes een Broodje Moeilijk te eten dan ziet die meteen dat jij alles aan kan in het leven. Dát maakt pas goede indruk!’ Maar ik vind zijn antwoord niet leuk en dus is hij stom.
Als het vrijdag is zorg ik dat ik ruim op tijd klaar ben. Ik draag een shirt waarvan ik gok dat de kleur het best past bij de saus die ik ongetwijfeld ga morsen, in de hoop dat de vlekken dan minder op zullen vallen. Ik denk de hele tijd na over het afspraakje. Stel dat Suus zo’n draak blijkt te zijn die om elke domme grap lacht als een hysterisch paard? Als ik zenuwachtig ben maak ik veel grapjes en ze zijn meestal dom. Dus dat wordt dan een boel gehinnik boven dat broodje, zo geen zin in! Maar wat als ze leuk en knap is? Dan wordt dat moeilijke broodje ernstig veel belangrijker ineens...Ik kan niet stoppen met vreselijke scenario’s bedenken en wens dat alles al voorbij is en ik gewoon weer achter mijn laptop routes voor mijn kano kan samenstellen.
Suus blijkt leuk.
En grappig. En knap. En gelukkig past de saus perfect bij mijn mosterdgele T-shirt. Ze lacht bescheiden om mijn grapjes en ik maak die gaandeweg steeds minder, omdat ik me meer en meer op mijn gemak begin te voelen. Deze date zou wel eens een succes kunnen worden en ik kan niet wachten om Daan te vertellen dat ik tot nu toe niet geknoeid heb. Er blijft zelfs wat rucola op mijn vork liggen!
Maar als Suus over haar werk begint te vertellen zie ik ineens een grote broodkruimel op haar wang. En geen enkele kans dat die kruimel er vanzelf af gaat vallen want hij is vastgeplakt met iets roods. Pesto ofzo. Ik kan niet stoppen met kijken. Hoe komt dat ding daar? Ze eet haar broodje moeilijk met zoveel gemak en zo keurig dat ik vermoed dat deze vrouw oorlogen kan stoppen enkel door met haar vingers te knippen, dus hoe is in vredesnaam die kruimel daar terecht gekomen? Ik durf haar niet te storen in haar verhaal want dan lijkt het vast alsof ik geen interesse heb, of niet goed luister. Ik dwing mezelf om tussen haar ogen te kijken – een trucje dan Daan me geleerd heeft als ik moeite heb om mensen aan te kijken: zo lijkt het net alsof ik ze in de ogen kijk terwijl ik gewoon naar hun neusbrug staar – maar dat lukt maar een seconde of twee, ik MOET dan weer naar de kruimel kijken.
Eventjes krijg ik hoop als Suus haar servet pakt,
maar het enige wat ze doet is voorzichtig haar mondhoeken deppen met het puntje van die servet. Ze komt niet eens in de buurt van het werkelijke kwaad. Maar ook dat durf ik niet te zeggen want ondertussen heb ik niet gehoord wat ze allemaal zegt en is het misschien heel ongepast dat ik haar in de rede val. Hoe langer ik kijk, hoe groter de kruimel lijkt te worden. Ondertussen probeer ik op de juiste momenten te lachen en te ‘uhuh’-en, hopend dat ze niet doorheeft dat ik haar niet kan volgen. En hoe langer het duurt, hoe minder ik dat durf toe te geven. Ik krijg er hoofdpijn van.
Dan staat Suus op en zegt dat ze haar zoontje van school moet halen. Ze betaalt voor ons beiden terwijl die klotekruimel er nog steeds zit. De serveerster zegt er ook niks van.
En zo lopen we met zijn driëen – Suus, Kruimel en ik – naar buiten en nemen we afscheid op de manier die ik zo vaak met Daan geoefend heb: “Bedankt, dat was gezellig, laten we dat nog een keer doen.” En dan appen we elkaar nooit meer, want dat hoort zo.