Als ik ergens een hekel aan heb
dan is het winkelen. Vooral als het kleding betreft. Ik ga nooit voor de lol, of om te kijken of er ‘toevallig nog iets leuks’ tussen hangt. Als ik een nieuwe broek nodig heb dan ga ik met tegenzin. Ik weet van tevoren al welke broek ik wil kopen. Dezelfde die ik nu draag. Maar dan zonder vlekken en gaten. Het mag best een andere kleur zijn, maar het belangrijkst is het draagcomfort. Ik ga geen geld uitgeven aan een broek die niet lekker zit. Dat klinkt niet logisch.
Ik winkel met tegenzin, omdat ik het vervelend vind om tussen andere mensen - vrouwen, bijna alleen maar vrouwen - te moeten staan en mijn maat te zoeken. En daarna moet ik in de rij voor het pashokje staan wachten tot er eindelijk iets vrij is. Ondertussen ruik ik teveel goedkope parfum en kan ik het niet uitstaan dat het meisje voor mij een losse haar aan haar schouder heeft hangen. Ook nog op een plek waar ik die haar niet weg kan halen zonder dat ze het in de gaten heeft. Dus moet ik er de hele tijd verplicht naar kijken. En als ik dan eindelijk in een hokje mag, dan begint de ellende pas goed. Uitkleden, zorgen dat niets anders dan de zolen van mijn schoenen de grond raakt, want een gemiddeld pashokje heeft een nog smeriger vloer dan de doucheruimte op een camping. No way dat ik mijn broek op de grond laat zakken of in mijn sokken daar ga staan, getsie!
Doorgaans kies ik drie maten van dezelfde broek uit en met een beetje geluk zit een van die maten lekker en laat de spiegel zien dat het er niet al te belachelijk uitziet. Al interesseert me dat met het verstrijken der jaren steeds minder, eerlijk gezegd.
Trui, dit keer.
Mijn lievelings was echt aan vervanging toe. De lente kwam eraan en ik hoopte dat de wintercollectie flink afgeprijsd was en ik niet al teveel moeite hoefde te doen om een geschikt exemplaar te vinden.
Valse hoop uiteraard. Ik moest flink zoeken om iets leuks tegen te komen. Ook was het drukker dan ik hoopte en stond ik helemaal achteraan in de wachtrij voor de pashokjes naar lange blonde haar nummer zoveel te staren. Deze haar zat op een bijzonder nare plek: vlak bij de nek van de eigenaresse. Vervelend, want daardoor moest ik ook verplicht staren naar de aanzet van een van haar hair extensions. Die aanzet was volledig zichtbaar doordat de draagster ervan alleen aandacht had besteed aan de voorkant van haar kapsel. De achterkant maakte duidelijk dat ze een korte en erg onrustige wijntje-teveelnacht gehad had. Dat kapsel vond ik nog moeilijker te negeren dan kledinghaar. Maar ik had weinig keus.
Toen viel mijn oog op een jonge vader die onderuitgezakt op een van de banken zat die her en der verspreid stonden in de kledingzaak. Van die banken en poefen die bijna alleen maar in aanraking komen met wachtende mannenbillen. Aan de bewegingen van zijn duim te zien scrolde hij doelloos op zijn smartphone. Op de rug van zijn hand was een grote grijzige roos getatoeëerd. En de cijfers van een jaartal stonden op elk van zijn vingers. Ik keek nog eens naar de truien die ik uitgezocht had en besloot dat ze niet leuk genoeg waren om in de pashokfile te blijven staan. Ik ging naast hem zitten.
“Waar is je kind?”
vroeg ik hem brutaal. Want ik wist bijna zeker dat het jaartal op zijn vingers het geboortejaar van zijn zoon of dochter was. En mijn aanname bleek juist, want na een korte blik van verwarring in zijn ogen (wat wil dat wijf van me?) antwoordde hij dat zijn zoontje bij oma was. Zodat hij en zijn vrouw een dagje voor zichzelf hadden. “Goh, wat leuk.” zei ik zo toonloos mogelijk. Het sarcasme ontging hem niet. Zijn “Yep” kwam tegelijk met een diepe zucht eruit.
“Welke van de extensions daar in die rij is van jou?” wilde ik vragen, maar dat durfde ik niet. In plaats daarvan zweeg ik en staarde naar niks.
“Mijn maten en ik hebben een geheime app-groep.” begon hij na een tijdje. Ik keek hem nieuwsgierig aan. “We plannen af en toe allemaal tegelijk een dag zonder de kinderen, en de moeders vinden dat fantastisch. Hebben zij ook lekker tijd om iets leuks te doen. Maar ondertussen proberen we onze vrouwen ook ergens te ehm….lozen, zeg maar. Of ja, eigenlijk verzinnen we smoesjes om niet thuis te hoeven zijn. Klusjes ofzo, en dan hebben we elkaars hulp nodig. Die klusjes doen we niet. In plaats daarvan gaat de een vissen, de ander motorrijden of we gaan gewoon ergens bier drinken en kut roepen.”
Ik vond het geniaal verzonnen. En ik was ergens ook vereerd dat hij dat tegen mij opbiechtte. Alsof ik er nu een beetje bij hoorde, in die wereld van ‘De Jongens’.
“Maar waarom zit je dan nu hier?” vroeg ik hem. “Vind je dit leuk?” Hij friemelde even aan de klep van zijn petje. “Ik heb het verkloot. Het was makkelijk om de kleine bij oma te dumpen, maar ik kon niet op tijd een goede smoes verzinnen om zelf weg te gaan. En zij was helemaal blij dat we vandaag sámen leuke dingen konden doen. Dus tja…”
“Tering.” zei ik in een poging om te klinken als een soort alles begrijpende macho.
“Yep.” zuchtte hij weer. “Dit is winkel nummer vier in de jacht op een of ander frutselbloesje. Klotezooi. Dan heb ik nog liever Papa Dag.”
Geweldig, hardop gelachen! :D
"Ik weet van tevoren al welke broek ik wil kopen. Dezelfde die ik nu draag. Maar dan zonder vlekken en gaten.." heerlijk