Balsemen,
dat is de tijdelijke conservering van het lichaam van een overledene. In Amerika doen ze dat heel intens en blijft het lichaam lang ‘goed’. In Nederland is het niet zo gebruikelijk, al wordt het wel gedaan. Maar dan in lichtere vorm. En dan heet het thanatopraxie. De ontbinding moet volgens de wet alsnog binnen een paar dagen intreden.
De meest gebruikelijke vorm van balsemen is het bloed vervangen door een conserverende vloeistof. Simpel gezegd: formaldehyde in een slagader pompen en het bloed via een incisie in een ader eruit laten lopen totdat daar ook conserveringsvloeistof uitloopt.
Toevallig weet ik hoe dat moet omdat ik een jaar of twintig geleden mijn diploma daarin gehaald heb. Om dat papiertje te halen moest ik natuurlijk ook oefenen. Stage lopen. En dat deed ik onder andere in Frankrijk.
Mijn stagebegeleider heette Rose.
Uiteraard op zijn Frans uitgesproken want Rose sprak geen woord Engels en ik nauwelijks meer Frans dan ‘couveuse, friteuse’. Rose had een blanke huid, lang gitzwart haar, felrode lippenstift en nog rodere pumps. Ze had geen leeftijd. Snap je wat ik daarmee bedoel? Sommige mensen hebben gewoon geen leeftijd. Ze kunnen twintig zijn maar met hetzelfde gemak vijftig. Filmsterren hebben dat soms ook. En Rose paste daar naadloos tussen. Echt een schoonheid om te zien ook. En voor wie warm wordt van uniformen: het hare was een spierwitte doktersjas met daaronder chique Franse couture. Supersexy, zelfs met de wetenschap dat ze de hele dag met haar handen in de dood zat.
Ze had een piepkleine Franse auto. De deukjes hier en daar verraadde dat ze weinig van haar achteruitkijkspiegel gebruik maakte. Dan kon ook niet, want het autootje zat tot de nok toe volgestouwd met pompen, chemicaliën, medische instrumenten en allerlei soorten absorberende doeken en papier. Rose deed haar werk vaak buiten het mortuarium want in de regio waar ik destijds stage liep was het niet ongebruikelijk dat het balsemen bij de families thuis gebeurde. Ik kon me daar geen voorstelling van maken. Oh, in theorie wist ik wel hoe dat ging – kwestie van een pomp aansluiten op een ader zodat het bloed afgezogen kan worden en opgevangen in een container in plaats van weg te laten vloeien richting afvoerputje – maar om daar op geen enkele manier bij te knoeien vergt een berg aan kennis, talent en ervaring.
En zo kwam het dat Rose me op een dag meesleurde en in haar autootje propte en we op weg gingen naar mijn eerste thuisbalseming. Ik vroeg aan haar “Couveuse? Friteuse?” want ik had echt geen flauw idee wat me te wachten stond, maar ik kon haar antwoord uiteraard niet verstaan. Eigenlijk had ik op de tweede dag van mijn stage al geleerd dat weerstand bieden aan Rose zinloos was. Gewoon me mee laten voeren en vanzelf ontdekken wat er gebeuren ging werkte het beste.
De overledene lag in een statig herenhuis midden in de stad.
Rose parkeerde waar dat verboden was, duwde mij uit de auto en propte mijn armen vol met luiers en koffers. Terwijl ze weer de auto in dook, staken alleen haar rode pumps nog naar buiten. Het leek op een tekenfilm en daar grinnikte ik even om. En zo wurmde ze zich weer uit de auto, bepakt met meer materiaal dan haar eigen gewicht.
Het herenhuis rook bejaard. Ontelbare trappen ook, donkere gangen en stof dat al heel lang niet meer gedwarreld had. De weduwe droeg het verdriet van verlies en acceptatie op haar gezicht. Ze had de leeftijd waarop men de dood aankon. Soort van.
Haar man lag in zijn eigen bed en was vredig gestorven in zijn slaap. Naast hem op de grond zat een wit, merkloos hondje. Aan het gewijs en de gebaren te zien dacht ik dat Rose aan de weduwe vroeg of het hondje problemen zou geven terwijl wij bezig waren met meneer. De weduwe schudde van nee en liet ons alleen.
Rose gebaarde meteen wat ik moest doen. Overledene ontdoen van zijn nachtkleding, absorberende doeken onder hem leggen zodat we hem konden wassen en zijn driedelig pak aan konden trekken. Ik snap nog steeds niet goed wat de logica van in bed een pak dragen was, maar het was nou eenmaal zo en ik verzin dit ook niet. Toen dat allemaal gedaan was, maakte ze de balsemspullen klaar. Ik schrok, meneer was nu gewassen en gekleed en in mijn hoofd was daardoor het idee ontstaan dat we niet meer gingen balsemen. Gingen we dat nu alsnog doen? In zijn nette kleren? Ik bedoel: in zijn halsslagader snijden, drie centimeter boven zijn gesteven spierwitte boordje? En dan ervoor zorgen dat daar geen druppel bloed op kwam? Ze duwde een scalpel in mijn hand en gebaarde dat ik kon beginnen. Ik bleef staan, als bevroren. Het hondje was inmiddels op gepaste afstand gaan zitten en keek me net zo afwachtend aan als Rose. Heel confronterend allemaal. Maar toen mijn lichaam het eindelijk weer toeliet schudde ik resoluut mijn hoofd en duwde net zo hard de scalpel weer terug in haar hand. Voor deze verantwoordelijkheid was ik nog lang niet klaar - en ik zou er ook nooit klaar voor zijn. Rose zag mijn paniek en voor ik weer met mijn ogen kon knipperen had ze een keurige incisie gemaakt en de bloedsomloop van meneer aangesloten op aan- en afvoerpompen. Zonder een druppel te morsen. Had ik al bewondering voor haar, nu was die tot onmetelijke hoogtes gestegen. Ze werkte gestaag verder en ik assisteerde haar waar ik kon, ondertussen nog steeds van mijn padje af door de hele situatie.
Een uur later
– kon ook twee uur later geweest zijn want tijdsbesef doet rare dingen met je wanneer je in een onbekende stad in een onbekende taal bloed uit een mensenlijf staat te pompen – lag er een keurig geklede en gebalsemde meneer in bed. Zijn hondje snuffelde even aan het lichaam en keek daarna naar Rose. Het was op dat moment dat ik ontdekte dat honden blijkbaar goedkeurend kunnen kijken. Maar dan moet je wel Rose zijn want ik heb het daarna nooit meer meegemaakt.
De weduwe nam woordeloos afscheid van ons met betraande ogen en een bescheiden glimlach; de universele manier om mensen in de uitvaartbranche te bedanken voor hun werk. Rose omhelsde de weduwe vol warmte en toen we de statige voordeur weer uitstapten, sloeg de Franse middagzon ons weer terug in de werkelijkheid.
Nadat we de spullen weer ingeladen hadden besefte ik me dat mijn hoofd net zo vol zat als de auto. Rose zag het, keek me lachend aan en sprak: “Couveuse, friteuse?”
“Oui, Rose” zuchtte ik, “Oui.”
Geweldig verhaal
Prachtig weer!